Gastcolumn Eva Vriend
Vaatdoekje
Hier volgt een pleidooi voor het vaatdoekje. Inderdaad, dat stukje stof dat we allemaal op ons aanrecht hebben liggen, en dat ieder van ons minstens één keer per dag in z'n handen heeft. Even die kruimel wegvegen, vlug die druppels droogpoetsen.
Het vaatdoekje. Ik had nooit gedacht dat het zo'n grote rol zou spelen in mijn leven.
Voor mijn historische boeken neem ik talloze interviews af, veelal met oudere mensen. Zij zijn de ooggetuigen van de geschiedenis die ik bestudeer. Ik bezoek hen meerdere keren, drink liters filterkoffie en blijf maar vragen stellen. Met gemeenplaatsen neem ik geen genoegen. Ik ben op zoek naar het gouden detail dat een uitleg in één klap opheldert. Ik speur naar de parel die een verhaal glans geeft.
Sinds mijn eerste boek Het nieuwe land in 2013 verscheen, geef ik door het hele land lezingen over de geschiedenis van Flevoland. Van hoge ambtenaren op ministeries tot welwillende lezers in bibliotheken; er is steevast één 'parel' die de meeste beroering wekt.
Ik leg uit waarom de Nederlandse overheid niet zomaar iedereen in de polder liet neerstrijken. Ik verhelder de selectiecriteria, de werkwijze en de gevolgen voor de gelukkigen en afgewezenen. Ik citeer uit mijn interviews met de selectieambtenaren van toen, én steevast vertel ik over Coos in 't Veld-Janse uit Dronten. Zij toetste indertijd de echtgenotes/verloofdes van de mannen die al vanuit de barakkenkampen in de polder werkten.
Onaangekondigd belde ze bij de kandidaat-bewoonsters aan. Snel kon ze zien of de vrouw in kwestie goed genoeg was. Of ze haar huishouden op orde had.
'Maar waar lette je dan op?' vroeg ik Coos, keer op keer. Na uren doorvragen, vertelde ze, haar geduld verliezend, dat het heus niet moeilijk was. Ze rook altijd aan het vaatdoekje. Stonk het aanrechtdoekje? Dan wist Coos genoeg. Ongeschikt voor de polder.
Het vaatdoekje is de parel die, in mijn ogen, het verhaal over de bijzondere ontstaansgeschiedenis van de Noordoostpolder glans geeft. Het spreekt veel meer tot de verbeelding dan het cliché van de pioniersschop of het blokkenpatroon van een tulpenveld. Want iedereen heeft thuis een vaatdoekje, nog altijd. Iedereen voelt zich even betrapt als het verhaal klinkt.
Menigmaal krijg ik na een lezing een mailtje: 'Heb thuis toch eerst even aan mijn eigen aanrechtdoekje geroken.'
Eva Vriend, Schrijver en historicus
Ik fantaseer soms over een marketingcampagne van de gemeente waarin een vaatdoekje centraal staat. Dat de burgemeester hotemetoten, zakenrelaties en collega-bestuurders met een uitgestreken gezicht een vaatdoekje overhandigt als relatiegeschenk. Met een logo erop, en de poldertoren, en weet ik veel wat. En dat iedere inwoner van de gemeente Noordoostpolder er eentje krijgt thuisgestuurd, want 'wij' in de polder hebben immers schone vaatdoekjes.
Ja, een vaatdoekje als gebiedssymbool is origineel, veelzeggend en praktisch. Je hebt meteen een goed verhaal dat iedereen onthoudt. Zelf ruik ik, sinds Coos het mij vertelde, minstens één keer per dag aan mijn vaatdoekje.
Tekst: Eva Vriend ~ Foto: Jelmer de Haas